Waarom betalen we verhuurderheffing?
Op 1 januari 2014 is de verhuurderheffing ingevoerd als onderdeel van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II. Het doel van de verhuurderheffing was het op orde brengen van de staatsfinanciën. De heffing heeft tot op de dag van vandaag grote impact op de sociale huursector.
De verhuurderheffing houdt in dat er aangifte moet worden gedaan en dat er een percentage aan belasting dient te worden betaald over de WOZ waarde van de verhuurde objecten. De verhuurderheffing dient alleen betaald te worden over huurwoningen waarvan de huur niet hoger is dan € 720,42 per maand (prijspeil 2019) en alleen wanneer een verhuurder meer dan 50 sociale huurwoningen onder deze huurprijs verhuurt. Wanneer een sociale huurwoning door huurverhoging door deze grens heen groeit is het formeel wel nog een sociale huurwoning, maar vervalt de verhuurderheffing.
Op dit moment is het overgrote deel van de verhuurders dat verhuurderheffing betaalt een woningcorporatie.
Hoogte verhuurderheffing
De heffing wordt berekend over de totale WOZ waarde van de woningen, verminderd met 50 x de gemiddelde WOZ waarde van de woningen. De aangifte en eventuele betaling moeten ieder jaar uiterlijk op 30 september binnen zijn bij de Belastingdienst.
Halverwege 2020 (rond de tijd van de aangifte verhuurderheffing) was er veel opspraak over het feit dat het landelijk betaalde bedrag de grens van € 10 miljard had doorbroken.
Op Prinsjesdag is de Rijksbegroting 2021 bekend gemaakt, waarin ook de verhuurderheffing naar voren kwam. Een structurele verlaging van de heffing is voorgesteld. Dit wil zeggen dat het percentage zal dalen van 0,562 % in 2020 tot 0,526 % in 2021. Dit is structureel een bedrag van € 200 miljoen per jaar dat er in totaal minder wordt betaald aan verhuurderheffing.